De Onvoltooiden
Onvoltooiden erkennen elkaars bestaan
als een wankel, edelmoedig verleden,
dat afgemat en moegestreden
zichzelf beschimpt, van zijn glans ontdaan.
Rest nog de weerzin die de randen kleurt,
omzichtig het angstzweet teder betast
en zonder het te weten dit belast
met een sleets iets wat naar vervreemding geurt.
Of heuvels nu veranderen in muren,
beken zich storten in zwaar beton,
hun nachten zullen altijd langer duren,
een eeuwigheid de gedachte aan wat kon,
aan waar ze eens hun botten begroeven
om vrij te zijn, en onvoltooid, te proeven.